In de nacht van 24 op 25 september 2021 wordt Almelo opgeschrikt door een dodelijk geweldsincident in het Schelfhorstpark. Een park, dat op het moment dat het feit werd gepleegd vol was met kinderen van de scouting, die daar een activiteit hadden. Verdachte steekt en snijdt daar, in totaal 29 keer, op het slachtoffer in. Leden van de scouting treffen het slachtoffer, een 54-jarige Almeloër, rond middernacht aan. Reanimatie is nog geprobeerd maar het slachtoffer was al overleden.
Niet lang na het feit is verdachte in zijn woning aangehouden, nadat hij zijn vader en zus verteld had wat hij had gedaan. Uit getuigenverhoren en uitgelezen telefoonberichten blijkt dat hij in aanloop naar de moord woedend is op het slachtoffer en denkt dat hij twee avonden voor de moord door het slachtoffer is gedrogeerd en vervolgens seksueel misbruikt. Op de avond van het incident hebben de twee telefonisch contact. Ze spreken af in het Schelfhorstpark, waar de verdachte zijn slachtoffer neersteekt. De verdachte legt ongeveer een maand na zijn aanhouding een bekennende verklaring af. Ook wordt onder meer een bloedspoor van het slachtoffer gevonden op zijn fiets.
De rechtbank veroordeelde verdachte voor moord en legde daarbij aan verdachte een gevangenisstraf van 12 jaar en tbs met dwangverpleging op. Het OM had in eerste aanleg een gevangenisstraf van 15 jaar en tbs met dwangverpleging geëist. Verdachte ging tegen de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep.
Verdachte ontkent dat er sprake is geweest van voorbedachte rade, en daarmee van moord, en stelt dat er sprake is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Het OM gaat niet in die lezing mee. Uit het dossier blijkt dat verdachte in de dagen voor de moord in diverse app-gesprekken meldt het slachtoffer te willen doodsteken. Op de bewuste avond in het park heeft hij aan anderen getoond een mes bij zich te hebben en vertelde hij een man te ontmoeten die hij zou doodmaken. Wat het OM betreft staat vast dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld.
Gedragsdeskundigen van het Pieter Baan Centrum (PBC) concluderen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is ten gevolge van diverse stoornissen. Het OM neemt de adviezen van het PBC mee in de strafeis tegen verdachte.
De advocaat-generaal staat in het requisitoir uitvoerig stil bij de ernst van de feiten. “Het gaat hier om een gruwelijk feit. De nabestaanden van het slachtoffer moeten leven met het feit dat hun zoon en broer nooit meer terugkomt. Ze hebben hier nog dagelijks verdriet van. <../> Verdachte heeft welbewust een leven genomen. Wat er ook zij van het incident dat 2 dagen eerder zou hebben plaatsgevonden, niets rechtvaardigt het nemen van een leven. Als verdachte meende dat hij gedrogeerd en misbruikt was had hij naar de politie moeten en kunnen gaan. Hij heeft hier alle gelegenheid voor gehad. Ook had hij met de reclasseringsmedewerker, die de ochtend na het gebeuren bij hem was, kunnen praten. Dat heeft hij allemaal nagelaten. Hij heeft ervoor gekozen om een afspraak met het slachtoffer te maken en hem daar in het park, bijna met als getuigen een groep scoutingleden, van het leven te beroven. <../> Van oprechte spijt of berouw bij verdachte is niet gebleken.”
Gezien alle feiten en omstandigheden is in de visie van het OM naast de tbs een lange gevangenisstraf gepast.